Kleding in het Elizabethaanse tijdperk

Artikel

Mark Cartwright
door , vertaald door Theo Poot
gepubliceerd op
Beschikbaar in andere talen: Engels, Arabisch, Frans, Pools, Portugees, Spaans, Turks
Artikel afdrukken PDF

Tijdens het Elizabethaanse tijdperk (1558-1603) werd de kledingmode veel kleurrijker, uitgebreider en flamboyanter dan in voorgaande periodes. Met Elizabeth I van Engeland (r. van 1558 tot 1603 ), zelf een toegewijd volgelinge van de laatste mode, volgden ook adel en hovelingen deze ontwikkeling. Kleding was een belangrijke indicator van status, zodat degenen die het zich konden veroorloven ervoor zorgden de juiste kleuren, materialen en de nieuwste mode van het Europese vasteland te dragen. Zwaar brokaat, kousen, nauwsluitende wambuizen, lange golvende jurken verfraaid met parels en juwelen, knielange broeken, stijve linnen kragen of plooikragen en gevederde hoeden waren allemaal hoofdbestanddelen van de garderobes der welgestelden. De gewone mensen probeerden intussen de nieuwe ontwerpen zo goed mogelijk te volgen met behulp van goedkopere materialen - maar wie zich boven zijn stand probeerde te kleden, moest oppassen dat de autoriteiten geen boete oplegden en het gewraakte kledingstuk in beslag namen.

Historische ontwikkeling

Reconstrueren van historische kleedgewoonten brengt zo zijn problemen met zich mee. Kledingstoffen hebben zelfs onder optimale omstandigheden geen lange levensduur. Een paar zeldzame voorbeelden zijn bewaard gebleven, zoals een wollen overhemd en rijbroek van een man die stierf nadat hij in een veenmoeras was gevallen op het eiland Shetland. Het zijn er echter maar weinig. Naast de tand des tijds speelt hier ook mee dat Elizabethanen de gewoonte hadden om oude kleding te verknippen voor hergebruik en om de levensduur ervan te verlengen. Uiteindelijk werd de alleroudste en armoedigste kleding nog als vodden gebruikt. Onze kennis van de Elizabethaanse mode berust dan ook vaak op informatie uit secundaire bronnen, zoals beschrijvingen, weeldewetten en voorstellingen in de kunst.

George Clifford, Earl of Cumberland
George Clifford, Graaf van Cumberland
Nicholas Hilliard (Public Domain)

De picturale erfenis van de Elizabethaanse periode bevat gelukkig een overdaad aan portretten en dus hebben we voor de hogere klassen voldoende informatie over het soort kleding dat werd gedragen, althans bij speciale gelegenheden. Illustraties in eigentijdse boeken zijn een andere waardevolle bron, vooral voor de kleding van de armere klassen. In moderne ogen lijken Elizabethaanse kleren nogal stijf en zwaar, maar we moeten niet vergeten dat in het Engeland van de 16e eeuw, bij gebrek aan voldoende verwarming, je garderobe zowat overal de beste manier was om de kou buiten te houden.

NAARMATE DE ELIZABETHAANSE PERIODE VORDERDE, BRACHTEN IMMIGRANTEN (VOORAL NEDERLANDERS EN ITALIANEN) VAARDIGHEDEN IN DE LAKENPRODUCTIE MEE NAAR REGIO'S ALS EAST ANGLIA EN KENT.

De lakenhandel

De bevolkingstoename in Engeland tijdens de 16e eeuw stimuleerde een overeenkomstige groei van de laken- en kledingindustrie. Wol was het belangrijkste materiaal en in het Engeland van de jaren 1550 leefden er vier schapen voor elke persoon. Tegelijkertijd zorgde een toenemend contact met Noord-Europa ervoor dat nieuwe ideeën en modetrends zich snel verspreidden, waardoor er een vraag ontstond naar helderder kleuren en lichtere materialen. Onbewerkte en ongeverfde stoffen waren het belangrijkste exportproduct van Engeland, vooral naar Antwerpen. Inflatie en verstoringen van de internationale handel als gevolg van de Anglo-Spaanse oorlog leidden echter tot een daling gedurende de tweede helft van de 16e eeuw .

De productie van kleding voor de binnenlandse markt werd geavanceerder met toenemend gebruik van kleine machines in sommige stadia van het proces. Daartoe behoorden het Nederlandse weefgetouw en de breimachine. De traditionele keuze uit kledingstoffen: wol, vilt en kamgaren werd nu uitgebreid met lichtere stoffen - vooral katoen, linnen, flanel (katoen en linnen) en soms zijde - terwijl ook de traditionele materialen zelf fijner werden van kwaliteit en textuur. Garenspinners, wevers en ververs werkten allemaal zelfstandig en meestal in hun eigen huis. Er waren nog geen fabrieken, zelfs als de arbeiders semi-professionals waren en veel verschillende huishoudens konden produceren voor een enkele grootschalige handelaar, bekend als drapenier.

Elizabeth I Armada Portrait
Armada-portret van Elizabeth I
George Gower (Public Domain)

Wales, Gloucestershire, Wiltshire en Hampshire hadden al lang een reputatie als de beste plaatsen voor de Engelse lakenproductie. Naarmate de Elizabethaanse periode vorderde, kregen regio's als East Anglia en Kent te maken met de komst van immigranten (vooral Nederlanders en Italianen) met vaardigheden op het gebied van lakenproductie, wat de kwaliteit van de lokale productie aanzienlijk verhoogde. Er werden hybride stoffen geproduceerd die lichter waren dan de traditionele Engelse, wat een nieuwe vraag creëerde en waardoor, omdat ze sneller versleten waren, de verkoop op de lange termijn toenam. De nieuwe soorten stof of 'nieuwe draperieën' kregen vele namen, zoals baai, sits, serge, perpetuana, shaloon en grosgraine.

De aristocratie

Herenkleding

Voor mannen werd linnen ondergoed (overhemd en lange shorts) vaak geborduurd en voorzien van kanten versiering. Bovenkleding was gemaakt van alle bovengenoemde materialen. Bijzondere stoffen die alleen door de aristocratie werden gedragen vanwege de prijs, waren onder meer fluweel, damast (een complexe geweven stof van divers materiaal) en zijde. Broeken reikten tot de knie ('Venetiaanse rijbroek') of over de knie (pofbroek) en liepen vaak uit over de bovenbenen en heupen; latere versies hadden zakken. Broeken hadden vaak een codpiece (kullezak), een gewatteerde bedekking van het kruis. Deze kreeg soms een indrukwekkende omvang (maar minder dan tijdens het bewind van Hendrik VIII van Engeland, 1509-1547 ), en kon indien nodig apart van de broek worden losgemaakt. Tegen het einde van de eeuw werden ze vervangen door de knoop of vastgebonden gulp.

Het meest voorkomende bovenkledingstuk voor mannen was het wambuis, een kort, stijf, nauwsluitend jasje dat was gemaakt van wol, leer of dikke stof. Net als nu werden kleine veranderingen een teken van mode, zoals de onderzoom van het wambuis, die recht begon maar zich vervolgens ontwikkelde tot een diepe V-vorm die aan de voorkant naar beneden wijst. Een curiositeit van sommige wambuizen was de peascod - extra vulling over de buik om een cavaleriepantser te imiteren, waardoor de drager er echter uitzag als een paraderende pauw. Een dergelijke vulling, bekend als 'bombast', bestond uit wol, katoen of paardenhaar en werd op andere gebieden gebruikt om modieuze vormen voor de bovenkleding te creëren. Afneembare kragen en manchetten waren ook zeer modieus en gemaakt van gesteven linnen of kant. Naarmate de eeuw vorderde, werden de plooikragen steeds buitenissiger en hadden ze draadsteunen nodig.

Robert Dudley, Earl of Leicester
Robert Dudley, Graaf van Leicester
Steven van der Meulen (Public Domain)

Het wambuis kon afneembare mouwen hebben en werd gesloten met haken, veters of knopen. De schouders kunnen vleugels en decoratieve lipjes hebben die in de taille hangen, bekend als 'pickadills'. Bij kouder weer kon een man over het wambuis een vest dragen en daar weer overheen een jas van willekeurige lengte, snit en materiaal. Er werden ook mantels en halfronde capes gedragen. Vaak werden broeken en bovenkleding werden op sommige plaatsen verticaal ingesneden, zodat onderkleding of een lichter voeringmateriaal op decoratieve wijze door de openingen kon uitpuilen.

SOMMIGE KLEURSTOFFEN WAREN DUUR OM TE PRODUCEREN, ZOALS SCHARLAKENROOD EN ZWART, EN DIT WAS DUS NOG EEN INDICATIE VAN RIJKDOM EN STATUS.

Leer was populair voor sommige bovenkleding, voor riemen, handschoenen, hoeden en schoenen. Leer werd soms decoratiever gemaakt door het te bewerken. Schoenen voor mannen hadden meestal vierkante neuzen en geen opvallende hak. Eerdere soorten schoeisel waren instappers, maar veters en gespen kwamen tegen het einde van Elizabeths bewind in de mode. Hovelingen droegen vaak mooie pantoffelachtige schoenen gemaakt van zijde of fluweel. Leren laarzen werden gedragen tijdens het rijden.

Kleuren werden vaak contrasterend gedragen binnen eenzelfde outfit. Alle kleuren werden met natuurlijke kleurstoffen gemaakt en daarom waren de meest voorkomende voor de aristocratie rood, blauw, geel, groen, grijs en bruin. Omdat natuurlijke kleurstoffen de neiging hebben om relatief snel te vervagen (hoewel bovenkleding zelden werd gewassen maar alleen geborsteld), liet het dragen van de helderste kleuren duidelijk zien dat men de nieuwste kleding had. Sommige kleurstoffen waren duur om te produceren, zoals scharlakenrood en zwart, en dus waren deze ook weer indicatie van rijkdom en status. Knopen, meestal klein van formaat maar groot in aantal, waren een vergelijkbaar teken van rijkdom, waarbij de goedkoopste van hout, bot of hoorn waren en de meer oogverblindende van goud, zilver of tin. Op dezelfde manier kon een kledingstuk in plaats van knopen worden gesloten of aan een ander kledingstuk worden vastgemaakt door een lint door bijpassende gaten te binden. Deze linten stonden bekend als 'points' en de uiteinden konden worden versierd met stukjes metaal. Bij gebrek aan zakken droegen zowel mannen als vrouwen riemen of gordels waaraan portemonnees, dolken en degens voor mannen hingen, en spiegels, verzorgingssets en waaiers voor vrouwen.

Elizabethan Lady in Farthingale Dress.
Elizabethaanse dame in hoepelrok.
Unknown Artist (Public Domain)

Dameskleding

Aristocratische vrouwen droegen vaak lange jurken, wat sinds de middeleeuwen niet veel veranderd was. Deze jurk was getailleerd en erg lang, zodat de voeten van de drager bijna verborgen waren. Daar overheen werden andere kledingstukken gedragen. Rokken vielen nog vrij aan het begin van Elizabeths regering, maar er begon zich een mode voor stijve rokken te ontwikkelen, met de vormen van een klok of cilinder. Deze vormen werden gecreëerd met behulp van een reeks hoepels in het materiaal of in een onderkledingstuk. Deze laatste constructie, bekend als farthingale (hoepelrok), had een gewatteerde rol rond de taille om het buitenkledingstuk naar buiten te duwen, zodat het materiaal van de jurk vervolgens loodrecht viel.

Een alternatief voor de jurk was een reeks lichte rokken (petticoats) in combinatie met een lijfje, meestal een stijf kledingstuk van wol, dat een smalle taille benadrukte. Lijfjes gaven steun aan of vernauwden zelfs het bovenlichaam. Ze kregen stijfheid door er dunne stukjes balein, hout of metaal in te verwerken. Fijnere lijfjes werden gesloten met knopen of haken. Soms werd een verstevigend stuk hout, een 'busk' genaamd, aan de voorkant van het lijfje ingebracht en op zijn plaats gehouden met behulp van een lint in het midden van de borst (dat tot op de dag van vandaag in sommige onderkleding nog overleeft). Het lijfje kan aan de voorkant, zijkant of achterkant worden vastgemaakt. Net als bij de zoomlijnen van herenvesten, varieerde de halslijn van dameslijfjes qua snit. In het midden van de 16e eeuw was de snede laag, om vervolgens in de loop van de tijd te stijgen en uiteindelijk tegen het einde van de eeuw weer laag te eindigen. Aristocratische vrouwen droegen mouwen aan hun lijfje als het als bovenkledingstuk werd gedragen.

Een derde alternatief was het dragen van een jurk die in wezen bestond uit een rok en een lijfje die aan elkaar waren bevestigd en over de onderkleding werden gedragen. Dit waren de meest extravagante van de Elizabethaanse kledingstukken; ze werden meestal gedragen met valse mouwen en versierd met parels, juwelen en goudbrokaat.

The Egerton Sisters
De gezusters Egerton
Unknown Artist (Public Domain)

Kinderen van de rijken waren meestal gekleed als miniatuurvolwassenen. Bovendien waren jongens tot vijf of zes jaar vaak gekleed als meisjes, met veel kant en brokaat met ruches.

De gewone mensen

Gewone mensen droegen soortgelijke kleding als de aristocratie, maar met eenvoudiger lijnen en van goedkopere materialen. Werknemers droegen duidelijk geen beperkende kleding bij het uitvoeren van hun dagelijkse taken. Materialen zoals goedkoper linnen en lockram (van grove hennep) werden allemaal gebruikt voor dagelijkse werkkleding die duurzaam moest zijn om te dragen en bestand te zijn tegen weersinvloeden. Om deze reden werden zomen soms gemaakt van duurzamer materiaal, zodat ze tegen een stootje konden en indien nodig gemakkelijk konden worden vervangen om het kledingstuk een langere levensduur te geven. Schorten van dikke stof of leer werden ook gedragen om kleding te beschermen. Voor een bijzondere outfit was satijn een betaalbare luxe (ongeveer tien keer goedkoper dan damast). Omdat sommige kleurstoffen duur waren, waren grijs- en bruintinten de meest voorkomende kleuren in de kleding van de armere klassen.

Reizende verkopers en lokale kooplieden verkochten eenvoudige kledingstukken als kousen en ondergoed. Voor meer uitgebreide bovenkleding kon een gespecialiseerde kleermaker of naaister de kleding op aanvraag maken. Kniekousen of losse kousen bleven populair bij mannen, hoewel modieuze aristocraten de voorkeur hadden gegeven aan de pofbroek. Kortere kousen vastgebonden met een kousenband en lint aan de knie waren populair bij alle klassen. Vrouwen uit de lagere klasse droegen soms mouwloze lijfjes die ze vastmaakten met veters, iets wat vrouwen uit de hogere klasse niet deden. Een wollen of linnen pet of platte hoed werd vaak gedragen, zelfs binnenshuis. Hoeden voor de rijken werden soms gemaakt van bont (vooral beverbont), terwijl gewone mensen stro, vilt of leer gebruikten. Schoenen waren zoals hierboven vermeld, maar arbeiders droegen soms enkellaarsjes van leer.

Zijde, linten en kant waren luxeartikelen, maar konden gemakkelijk met mate worden toegevoegd, zelfs aan gewone kleding om die aantrekkelijker te maken. Dit was vooral het geval omdat Engelsen de modetrends volgden van de Franse en Italiaanse hogere klassen die de voorkeur gaven aan meer opzichtige kleding. De trend van uitgebreide decoratie sijpelde vervolgens door naar alle klassen.

Controle over de mode

Elizabeth was de laatste monarch die weeldewetten oplegde (met name in 1559 en 1597) om extravagante uitgaven aan kleding te beteugelen en ervoor te zorgen dat de beste kleding exclusief bleef voor de elite. Er bestond oprechte bezorgdheid dat vooral jonge mannen meer besteedden dan hun erfenis bedroeg om te proberen de mode van de rijkere society bij te houden. Er waren dan ook strikte regels over wie bepaalde soorten kleding, bepaalde materialen en bepaalde kleuren mocht dragen. Er waren andere redenen om kleding te beperken, zoals de religieuze opvattingen van het protestantisme dat opriep tot soberder kleding, en het feit dat fijnere en meer oogverblindende kleding meestal uit het buitenland kwam en zo de verkoop van de eenvoudiger thuisproductie schaadde.

Voorbeelden van beperkingen waren onder meer, dat alleen graven of hogere rangen gouden stoffen konden dragen. Alleen hovelingen mochten purper dragen en alleen edelen en hun relaties wollen kledingstukken die in het buitenland waren gemaakt. Bedienden van iemand die lager was dan een heer mochten geen enkele vorm van bont dragen, en gewone mensen mochten geen kousen dragen die gemaakt waren van materiaal dat een bepaalde prijs per meter te boven ging. Iedereen die betrapt werd op het overtreden van deze weeldewetten riskeerde boetes van verschillende gradaties en het in beslag nemen van het gewraakte kledingstuk. Het feit dat dergelijke boetes van kracht waren, illustreert echter dat veel Elizabethanen van alle klassen bereid waren elke prijs te betalen om de fraaiste mode van de dag te dragen.

Over de vertaler

Theo Poot
1953. Na 45 jaar onderwijs nu gepensioneerd. Ervaring in basis- en voortgezet onderwijs (docent geschiedenis), educatief schrijven en redactie (geschiedenismethodes, digitale projecten), toets- en examenconstructie.

Over de auteur

Mark Cartwright
Mark is een fulltime schrijver, onderzoeker, historicus en redacteur. Speciale interesse gaat uit naar kunst, architectuur en het ontdekken van ideeën die alle beschavingen gemeen hebben. Hij heeft een MA in politieke filosofie en is een WHE Publishing Director.

Dit werk citeren

APA-stijl

Cartwright, M. (2020, juli 07). Kleding in het Elizabethaanse tijdperk [Clothes in the Elizabethan Era]. (T. Poot, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/2-1577/kleding-in-het-elizabethaanse-tijdperk/

Chicago stijl

Cartwright, Mark. "Kleding in het Elizabethaanse tijdperk." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd juli 07, 2020. https://www.worldhistory.org/trans/nl/2-1577/kleding-in-het-elizabethaanse-tijdperk/.

MLA-stijl

Cartwright, Mark. "Kleding in het Elizabethaanse tijdperk." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 07 jul 2020, https://www.worldhistory.org/article/1577/clothes-in-the-elizabethan-era/. Web. 09 jul 2025.