Romeinse Leger

Definitie

James Lloyd
door , vertaald door Menno Kok
gepubliceerd op 30 april 2013
Beschikbaar in andere talen: Engels, Frans, Spaans
X
Roman Victory Procession (by The Creative Assembly, Copyright)
Romeinse Overwinningsprocessie
The Creative Assembly (Copyright)

Het Romeinse Leger, beroemd om zijn discipline, organisatie en innovatie zowel qua wapens als tactiek, stelde Rome in staat een enorm rijk op te bouwen en te verdedigen, dat vele eeuwen lang het Middellandse Zeegebied en daarbuiten zou domineren.

Overzicht

Het Romeinse leger, welbeschouwd een van de langst overlevende en meest effectieve strijdmacht in de militaire geschiedenis, had een enigszins duister begin. De Griekse biograaf Plutarchus schrijft het ontstaan van de legioenen (zoals deze bekend stonden gedurende de republiek en de keizertijd) toe aan de legendarische oprichter van Rome, Romulus, echter beweert de Romeinse historicus Livius dat het vroege Romeinse leger meer vocht op de manier van de Griekse hoplieten in een falanx, hoogstwaarschijnlijk als een soort van burgerlijke militie, waarbij de werving afhankelijk was van de sociale status van de burger. Koning Servius Tullius (ca. 580 – 530 v.Chr.) voerde zes groepen van rijkdom voor de burgerij van Rome in; de laagste klasse had geen eigendom en waren uitgesloten van het leger, terwijl de hoogste klasse, de equites, de cavalerie vormden.

Het vroegste contemporaine verslag van een Romeins legioen is van Polybius en dateert van omstreeks 150-120 v.Chr.; deze wordt aangeduid als het manipulaire legioen, alhoewel het manipulaire legioen waarschijnlijk ontwikkeld werd halverwege de 4de eeuw v.Chr. Men veronderstelt dat het manipulaire legioen, dat bestond uit smallere eenheden van 120-160 man, manipels (latijn voor ‘handvol’) genoemd, werd ontwikkeld om de lossere formaties waarin de vijanden van Rome vochten te evenaren en het mogelijk te maken om falanx formaties te slim af te zijn. Het voordeel van deze verandering werd zichtbaar toen Rome in gevecht kwam met de falanxen van Macedonië; Polybius 18.29-30 beschrijft de voordelen van de Romeinse manipels om hun vijand de loef af te steken.

MET DE VERANDERING VAN BEPERKTE, SEIZOENSGEBONDEN COMPAGNES EN HET ONTSTAAN VAN EEN PROVINCIAAL RIJK, VERANDERDE DE AARD VAN HET ROMEINSE LEGER EN KREGEN DE LEGIOENEN EEN MEER PERMANENTE BASIS.

Livius dateert deze progressie door aan te geven dat vanaf 362 v.Chr. Rome twee legioenen had en vanaf 311 v.Chr. vier legioenen. Het manipulaire leger bestond alleen uit burgers in deze tijd en zou de strijdmacht zijn die het opnam tegen Hannibal in de Tweede Punische Oorlog (218 – 202 v.Chr.); er bestonden tegen die tijd echter meer dan vier legioenen. Met de verandering van oorlogsvoering van beperkte, seizoensgebonden campagnes en het ontstaan van een provinciaal rijk door het succes in slagen zoals die van Cynoscephalae (197 v.Chr.) en Pydna (168 v.Chr.), veranderde de aard van het leger van Rome en kregen de legioenen een meer permanente basis, met een tekort aan mankracht als gevolg.

Toen Gaius Marius tot consul werd benoemd in 107 v.Chr. maakte hij een start met het inschakelen van burgers zonder eigendom en rustte hen uit met wapens en wapenrusting op kosten van de staat. De ontwikkeling van het manipel naar het cohort wordt ook aan Marius toegeschreven, alhoewel deze verandering wellicht door Marius voltooid werd, in plaats dat het door hem ingevoerd werd. De Bondgenotenoorlog van 91-87 v.Chr. (of wel bellum sociorum van het Latijnse socii, bondgenoten), benadrukte dat mankracht nog steeds een probleem was voor het Romeinse leger, aangezien aan het einde van de oorlog werd het burgerrecht toegekend aan de Italiaanse bondgenoten, dat er voor zorgde dat er meer mannen beschikbaar kwamen voor het leger.

Organisation of the Roman Imperial Army
Organisatie van het Romeinse Keizerlijke Leger
Simeon Netchev (CC BY-NC-ND)

Met het einde van de Republiek en het begin van het Keizerrijk, voerde Augustus een reorganisatie van het Romeinse leger door, onder andere door het verlenging van de diensttijd en het instellen van een militaire schatkist. Het leger bleef zich ontwikkelen met andere tactieken en formaties die meer effectief waren tegen de nieuwe vijanden van Rome. In de tweede eeuw n.Chr. zette Rome bepantserde cavalerie eenheden in en, alhoewel zij eerder belegeringswapens hadden gebruikt voor het afschieten van pijlen en stenen, begon Rome in de derde eeuw n.Chr. het gebruik van artillerie te omarmen, door de introductie van de onager, een katapult voor grote stenen.

Bronnen

Er zijn vele klassieke schrijvers die nuttig zijn om te raadplegen wanneer we naar over het Romeinse leger hebben, zowel Griekse als Romeinse. Bij de beoordeling van het Romeinse leger is Polybius erg bruikbaar doordat hij informatie verschaft over zowel hun wapens (6.23), discipline (6.38) als de beloningen voor moed (6.39.1-3; 5-11) en ze beschrijft gedurende de strijd. De Joodse historicus Josephus (ca. 34-100 n.Chr.), mogelijk gebruikmakend van Polybius, beschrijft de training en discipline van het Romeinse leger (3.71-6; 85-8;102-7). Frontius (ca. 40-103 n.Chr.) schreef een werk genaamd Strategems waarin hij de tucht van Scipio, Corbulo, Piso en M. Antonius bespreekt (4.1.1; 4.1.21; 4.1.26; 4.1.37) naast andere onderwerpen. Vegetius (ca. 5de eeuw n.Chr.) schreef een Epitome van Militaire Wetenschap dat het kiezen van capabele rekruten omvat, trainingen met wapens, training van gevechtsmanoeuvres en andere praktische zaken met betrekking tot het Romeinse leger.

Werving

De burger soldaten van het manipulaire leger werden ingelijfd voor een specifieke periode, in tegenstelling tot zij die zich voor jarenlange dienst inschreven gedurende de keizertijd. Dit hield in dat de legioenen van de Romeinse Republiek geen lang doorlopend bestaan hadden aangezien ze ontbonden werden nadat de campagne waarvoor ze ingelijfd waren beëindigd was. Het resultaat van de hervormingen van Marius was een professioneel staand leger, of, in de loop der jaren, individuele generaals die de loyaliteit van hun legioenen wonnen.

Centurion
Centurio
Luc Viatour / www.Lucnix.be (CC BY-NC-SA)

Het overgrote deel van de Romeinse soldaten werd gerekruteerd rond de leeftijd van 18 tot 20 jaar en het aantal Italiaanse rekruten nam af in de eerste eeuw n.Chr. doordat het aantal rekruten vanuit de provincies toenam. Waarschijnlijk verliep de lichting voor het leger via de steden, aangezien vrijwilligers zich niet altijd aandienden. Tegen deze tijd maakte het niet zoveel meer uit of je een Romeins burger was of niet, zolang je maar een vrijgeborene was. Dit werd serieus genomen en aldus werd een staatsgelofte afgelegd over je vrijheid:

Trajanus tegen Plinius: “[Een officier had ontdekt dat twee nieuw ingeschreven soldaten slaven waren]… het moet onderzocht worden of zij de doodstraf verdienen. Het hangt er van af of zij vrijwilligers waren of dienstplichtigen of als vervanging dienden. Als ze dienstplichtigen zijn, was de wervingsofficier in gebreke; in het geval van vervanging zijn degenen die ze ter beschikking stelden de schuldigen; als zij zich presenteerden terwijl volledig bewust waren van hun eigen status, kan dat aan hen verweten worden. Het is nauwelijks relevant dat ze nog niet aan een eenheid zijn toegewezen. De dag waarop ze voor het eerst goedgekeurd werden en de eed aflegden, vereiste de waarheid over hun afkomst.

Brieven van Plinius, (10.30), ca. 112 n.Chr.

Het leger zorgde voor weinig sociale mobiliteit en het duurde een lange tijd voordat je je diensttijd had voltooid; verder diende je waarschijnlijk in het buitenland en ondanks dat je loon niet slecht was, was het niets speciaals en er werden veel inhoudingen op gedaan voor voedsel en kleding (RMR, 68, papyrus, Egypt, CE 81 laat dit zien) en er golden erg harde disciplinaire maatregelen. Aan de andere kant leverde het leger echter een gegarandeerde voorziening van voedsel, dokters en loon en zorgde ook voor stabiliteit. Ook al was het loon niet aanzienlijk, kon het aangevuld worden met persoonlijke oorlogsbuit, betalingen van keizers (meestal in hun testament) en verder was het mogelijk op te klimmen via de rangen wat een duidelijk financieel voordeel met zich bracht.

De gemiddelde centurio ontving 18 keer het loon van een standaard soldaat, 13.500 denarii en een centurio van het eerste cohort verdiende 27.000, terwijl de primi ordines 54.000 kregen. Tegen de 2de eeuw n.Chr. was er tevens niet veel actieve dienst en daarmee een kleinere kans om te sterven, omdat dit een relatief vredige tijd was in de Romeinse geschiedenis. Door deze latere stabiliteit en rust beschikten vele legerkampen over baden en amfitheaters, waardoor het leger duidelijk zijn voordelen had. Het was echter pas met Septimius Severus dat standaard soldaten legaal konden trouwen tijdens hun diensttijd (niet dat dit onofficiële huwelijken voordien had tegengehouden, verder mocht een centurio voor deze tijd wel trouwen). Soldaten konden eveneens slaven bezitten. Tacitus (Hist. 2.80.5) geeft een goed voorbeeld van de leefomstandigheden in het leger.

Roman Artillery Attack
Romeinse Artillerie Aanval
CA (Copyright)

Organisatie

Ook al vermelden Dionysus en Plutarchus de introductie van manipels niet per sé, spreken ze wel van verandering qua tactiek en materiaal die in de lijn liggen met de veranderingen die de overgang naar manipels vereisten. Livius beschrijft hoe een manipulaire formatie er uit zag gedurende een gevecht:

…wat voorheen een falanx was, zoals de Macedonische falanxen, zou later een slaglinie worden bestaande uit manipels, met de achterste troepen opgesteld in een aantal compagnieën. De eerste linie, ofwel hastati, bestond uit vijftien manipels, die zich op korte afstand van elkaar bevonden; het manipel beschikte over twintig licht bewapende soldaten, degenen die overbleven droegen langwerpige schilden; bovendien werden zij die alleen een speer en werpspiesen met zich droegen “licht bewapend” genoemd. Deze voorste linie bestond uit de bloem der jonge mannen die waren gerijpt voor dienst. Na hen volgde een linie met hetzelfde aantal manipels bestaande uit mannen van een meer stoerdere leeftijd; zij werden de principes genoemd; zij droegen langwerpige schilden en waren de meest opzichtig bewapenden van allen. Dit blok van dertig manipels werd antepilani genoemd, omdat achter de standaarden wederom vijftien compagnieën waren opgesteld, elk met drie afdelingen, waarvan de voorste afdeling bekend stond als pilus. Een compagnie bestond uit drie vexilla of “banieren”; een enkele vexillum bestond uit zestig soldaten, twee centurio’s en een vexillarius ofwel vaandeldrager; de compagnie telde honderdzesentachtig man. De eerste banier werd geleid door triarii, veteranen van bewezen moed; de tweede banier door rorarii, jongere en minder onderscheiden mannen; het derde banier door accensi, die het minst betrouwbaar waren en daarom toegewezen aan de achterste linie…

Livius, Ab Urbe Condita, 8,8

De standaard strijdmacht van het Romeinse keizerlijke leger was het legioen, zware infanterie die oorspronkelijk was samengesteld uit Romeinse burgers dat echter heel anders georganiseerd was dan het manipulaire leger. Het aantal legioenen dat bestond op een zeker tijdstip verschilde, een ruw gemiddelde is 28. De samenstelling van elk legioen was als volgt:

  • 10 cohorten in een legioen
  • zes centuriën in een cohort
  • 10 tenten in een centurie
  • 8 soldaten in een tent
  • 120 cavalerie – niet echt een gevechtseenheid, maar boodschappers en verkenners.

De legioenen werden later aangevuld met auxiliares, hulptroepen die normaal gesproken geen burgers waren en zowel uit cavalerie als infanterie bestonden. De vier voornaamste vormen van hulptroepen waren:

  1. Alae quingenariae: één ala bestaande uit 16 turma van 30 man; 480 man in totaal
  2. Infanterie cohort: één cohort van zes centuriën; één centurie van 80 man; 480 man in totaal
  3. Cohorts equitates: een mix van infanterie en cavalerie; de hulptroepen stonden onder bevel van prefecten uit de ruiterij. Met de ontwikkeling van de hulptroepen werd een vierde type van hulptroepen geïntroduceerd, wat een gevolg was van de status die vergelijkbaar was met de status van de legionairs die de hulptroepen in de loop der tijd hadden verkregen.
  4. Numeri: vanaf de tweede eeuw n.Chr., voortkomend uit lokale stammen, ongeveer 500 man die geen latijn hoefde te kunnen spreken en vaak vochten in overeenstemming met hun lokale traditie.

Wanneer een soldaat van de hulptroepen afzwaaide, ontving hij een militair diploma dat hem en zijn kinderen het Romeins burgerschap verleende en de wettelijke erkenning van het huwelijk; voor vele was dit een zeer aantrekkelijke beloning voor het aanmelden (en overleven) van de diensttijd bij de hulptroepen.

De Pretoriaanse Garde was in feite de persoonlijke bodyguard van de Romeinse keizer en bestond uit negen cohorten. Zij stonden onder bevel van twee Pretoriaanse Prefecten die tot de equites behoorden; deze mannen waren zeer machtig. Aangezien zij nabij de keizer stonden, hadden zij een unieke positie voor wat betreft moordpogingen. The Pretorianen werden voornamelijk gerekruteerd in Italië en waren hoogstwaarschijnlijk nooit dienstplichtig geweest gezien de vele voordelen die ze hadden ten opzichte van reguliere legionairs. Hun diensttijd bedroeg slecht 16 jaar en ze werden beter betaald dan de standaard soldaat in een legioen, hun loon bedroeg aan het eind van Augustus’ regime 225 denarii per jaar (Tac. Annalen, 1.17), Domitianus verhoogde het tot 300, Septimus Severus tot 450 en Caracalla tot 675.

Hiernaast was er verder de Romeinse vloot (classis), het Stedelijke Cohort (3-4 cohorten gelegerd in Rome die diende als politiemacht om de openbare orde te bewaken onder het bevel van de Stedelijke Prefect) en de Equites Singulares, de cavalerie van de Pretoriaanse Garde, variërend in grote van 500-1000 mannen. In totaal bestond de Romeinse strijdmacht gedurende het grootste gedeelte van het keizerrijk uit ongeveer 350.000 militairen, als je uitgaat van 28 legioenen van om en nabij 5.500 man en de resterende 160.000 man verdeeld over de auxilia, de troepen in Rome en de vloot.

Roman Cavalryman Reconstruction
Reconstructie van een Romeinse Cavalerist
wikipedia User: Storye book (CC BY)

Rangen

Er bestonden verschillende gradaties bevelhebbers in het legioen. Als voornaamste commandant gold de legatus legionis, die vaak een voormalig praetor was. Direct onder hem stonden zes militaire tribunen, bestaande uit één de tribunus laticlavius die de legaat bijstond en zijn plaatsvervanger was en verder deel uitmaakte van de senaat en vijf tribunus augusticlavii die behoorden tot de klasse van de equites. Vervolgens kwam de praefectus castorum, die over de logistiek van het kamp ging en het bevel voerde bij afwezigheid van de legatus legionis en de tribunus laticlavius. Hierna kwamen de 60 centurio’s. De centurio’s hadden hun eigen rangen die waarschijnlijk gebaseerd waren op de organisatie van het manipulaire leger. In de tweede tot en met tiende cohorten was de rangschikking van de centurio’s van hoog naar laag, als volgt: pilus prior, princeps prior, hastatus prior, pilus posterior, princeps posterior en de hastatus posterior. Het eerste cohort beschikte over vijf centurio’s die de primi ordines werden genoemd en als volgt gerangschikt waren (wederom van hoog naar laag): primus pilus, princeps prior, hastatus prior, princeps posterior en hastatus posterior.

Uitrusting, Wapens, Wapenrusting & Belegeringswapens

Onze voornaamste bronnen over Romeinse militaire uitrusting zijn artistieke afbeeldingen, militaire documenten, overige literatuur en bewaard gebleven archeologische voorwerpen. De keizertijd verschaft ons met het meeste overgebleven materiaal. De standaard wapens van het Romeinse keizerlijke leger waren min of meer gelijk aan de wapens die gebruikt werden in de tijd van de Republiek.

De pilum was een zware speer die geworpen werd voordat het man-tegen-man gevecht begon. Caesar in De Gallische Oorlog, 1.25 verteld hoe deze werden ingezet en Polybius (6.23. 9-11) hoe ze werden gemaakt. Men gebruikte de pilum om het vijand te doden en deze was op zo’n manier gemaakt dat wanneer het in een schild vast kwam te zitten, voor maximale overlast zou zorgen.

Het andere standaard wapen van de Romeinse infanterie was het Republikeinse gladius hispaniensis (Spaans zwaard) en werd gedragen op de rechter heup en was ontworpen om te steken en te stoten. Met zijn scherpe randen kon het echter ook snijden. Livius (31.34.4.) beschrijft de afschuw van het Macedonische leger nadat ze zagen wat voor schade het zwaard kon aanrichten. Als keizerlijk zwaard wordt het Mainz-type zwaard genoemd (genoemd naar de locatie waar exemplaren zijn gevonden) en is vergelijkbaar hiermee. Het zwaard werd voornamelijk gebruikt voor het steken. Het Mainz-type zwaard zou zich ontwikkelen tot het Pompeii-type (exemplaren zijn gevonden in Pompeii en Herculaneum), dat een kortere punt had waardoor het wellicht makkelijker te gebruiken was als snijdend wapen naast het gebruik om te steken. Deze beide zwaarden werden aan de rechterkant van het lichaam gedragen.

Polybius geeft een veelomvattend overzicht van het republikeinse scutum (6.23.2-5), een schild dat rond was. Vegetius 2.18 suggereert dat elk cohort verschillende emblemen had op hun schilden en dat elke soldaat zijn naam, cohort en centurie op de achterkant schreef (vergelijkbaar met een hedendaagse ‘honden penning’). Echter lijkt er geen niet-omstreden materiaal te zijn ter ondersteuning van Vegetius en bedenkend dat hij in een latere periode leefde, kan het zijn dat hij gewoontes uit zijn eigen tijd gebruikt voor vroegere tijden. Het keizerlijke scutum verschilde van het republikeinse doordat het rechthoekig was van de voorkant bezien (dit is het stereotype ‘Romeinse schild’), met een uitsteeksel in het midden gemaakt van ijzer of van brons dat waarschijnlijk werd gebruikt om in te rammen op de tegenstander. Polybius (6.23.14) beschrijft de verschillende typen borstplaat of kuras waarmee de republikeinse troepen zich uit konden rusten.

Er waren drie hoofdsoorten van wapenuitrusting die door het keizerlijke leger werden gebruikt; de lorica hamate, ijzeren maliënkolders; schaalpantser dat was gemaakt van metalen schubben gewoven op een stoffen basis en het welbekende lorica segmentata, dat bestond uit stroken ijzer die bij elkaar gehouden werden door leren banden.

Een ander zeer belangrijk deel van de uitrusting van een legionair was zijn helm, waarvan er vele varianten bestonden, met name in de begindagen van de geschiedenis van Rome toen soldaten voor hun eigen wapens moesten zorgen. De meest voorkomende waren gemaakt van een enkele plaat ijzer in de vorm van een kom met een bescherming van de nek aan de achterkant, een uitgesproken beslag en gescharnierde wangbeschermers; alles zo ontworpen om schade te minimaliseren en slagen gericht op het gezicht van de drager te weerstaan. De helm in Montefortino stijl (genoemd naar het graf van Montefortino in Ancona waar een aantal exemplaren zijn gevonden) was de standaard helm in de 2de eeuw v.Chr. Polybius (6.23.12) beschrijft de beroemde gevederde helmbos van deze helm.

Romeinse belegeringswapens leken variaties of kopieën van Helleense versies te zijn; ze kwamen in verschillende maten, vormen en functies. Veel van deze worden beschreven door Vitruvius X. Er bestonden katapulten en ballistae (beide variaties van steenwerpers), de smallere scorpiones (vergelijkbaar in vorm zo niet ontwerp met de ballistae) dat een artilleriestuk was dat projectielen afschoot; verder maakten de Romeinen gebruik van stormrammen en belegeringstorens. Vitruvius slaat de gemakkelijk te maken belegeringsladders over. Muren konden ook worden ondermijnd door sappeurs, ook al was dit niet per sé een daadwerkelijk ‘wapen’. Josephus (De Joodse Oorlog, 3.245-6) omschrijft tot in behoorlijk bloederig detail de effectiviteit van steenwerpers. Belegeringswapens werden zo nu en dan (maar niet heel vaak) ingezet in open strijd: Tacitus (Historiën, 3.23) beschrijft hoe bij de tweede slag om Bedriacum in 69 n.Chr. “een exceptioneel grote katapult… een wijdverbreid bloedbad zou hebben aangericht…” als twee soldaten er niet op af geslopen waren en de touwen en tandwielen hadden vernield.

Roman Ballista
Romeinse Ballista
Vissarion (Public Domain)

Legerkampen

Het is belangrijk om te bedenken wat het leger deed wanneer zij niet aan het vechten waren; dit was voornamelijk trainen. Marsen konden drie keer per maand voorkomen en af en toe werden er manoeuvres geoefend in het veld. Er waren echter ook civiele taken. Infrastructuur werd verbeterd door het bouwen van bruggen en wegen. Hospitalen dienden bemand worden, ovens moesten werken, brandstof verzameld en brood moest gebakken worden, om maar een paar activiteiten in het kamp op te noemen. De Tabletten van Vindolanda geven een schitterende inkijk in het leven in een Romeins kamp en bevatten persoonlijke brieven en kampverslagen. Ook Josephus (De Joodse Oorlog, 3.76-93) laat ons de zeer gestructureerde aard van het Romeinse kamp zien, alhoewel hij zich waarschijnlijk baseert op Polybius (en daarom niet een heel nauwkeurig beeld van de tijd waarin hij schreef weergeeft). Het hele legioen diende echter niet tegelijkertijd in het kamp gelegerd zijn. Vindolanda inventaris nummer 154 van het 1ste Tungrische Cohort laat zien hoe de troepen werden verdeeld over een provincie, waar ze als politiemacht of bewakers optraden voor de gouverneur, om maar twee taken buiten het Romeinse fort te noemen die aan soldaten konden worden opgedragen. Het leger was een essentieel onderdeel van het Romeinse keizerrijk en de keizers rekenden op de trouw van het leger; dit blijkt uit de munt van Vitellius waarop te lezen valt dat hij aan de macht is “in overeenstemming met het leger” en door het feit dat de keizer werd gezien als een soldaat en dit een van de redenen was waarom Nero faalde; Dio Cassius (69.9) verteld over de vitale rol die de Pretoriaanse Garde speelde bij de troonbestijging van Claudius.

Tactieken & Formaties

In het manipulaire leger was de standaard formatie van de manipels de triplex acies, waarbij de troepen in drie linies waren opgesteld, de hastati vooraan, de principes in het midden en de triarii achteraan. Elke soldaat nam ongeveer 0,6 vierkante meter in beslag, waardoor hij zijn pilum kon werpen en effectief zijn zwaard kon hanteren (Pol. 18.30.8). Vaak was de ruimte tussen de verschillende manipels gelijk aan breedte van een manipel, in een verspringend schaakbordachtige formatie, die een quincunx werd genoemd. Als de gevechten waren begonnen was het vaak eerder aan de lagere commandanten dan aan de generaal om de motivatie van de troepen in de gaten te houden; Plutarchus beschrijft een unieke situatie:

De Romeinen, toen zij de Macedonische falanx aanvielen, waren niet in staat om een doorgang te doorbreken en Salvius, de commandant van de Peligniërs, greep de standaard van zijn compagnie en gooide deze naar de vijanden. De Peligniërs stortte zich vervolgens op deze plaats, aangezien het onder Italianen onnatuurlijk en flagrant was hun standaard te verlaten, waarop vreselijke verliezen werden geleden en toegebracht aan beide zijden.

Plutarchus, Vitae Aemilius Paulus, 1.20

De Romeinen ontwikkelden tevens vele militaire tactieken en methodes die eeuwenlang gebruikt zouden worden en tactieken die uniek waren voor de omstandigheden. Toen Brutus belegerd werd door Marcus Antonius in Mutina in 43 v.Chr., werd de belegering opgeheven toen Brutus achter de plannen en voorgenomen acties kwam. Brieven werden aan de nek van de duiven bevestigd en deze, “verlangend naar licht en voedsel vlogen naar de hoogste gebouwen en werden gevangen door Brutus” (Frontinus, Strategemata, 3.13.8). Quintus Sertorius, een eques van aanzienlijke militaire klasse, die in de minderheid was tegen de vijandelijke cavalerie, “groef gedurende de nacht greppels en stelde zijn strijdmacht hiervoor op. Bij de aankomst van de eskadrons… trok hij zijn slaglinie terug. De cavalerie volgde hen op de voet, vielen in de greppels en waren op deze manier verslagen.” (Frontinus, 2.12.2). Er waren ook formaties tegen cavalerie, Cassius Dio (Romeinse Geschiedenis, 71.7) noemt een defensieve formatie die buitengewoon bruikbaar was tegen cavalerie: “De Romeinen…vormden een compacte massa zodat ze als één tegen de vijand stonden en de meeste van hen plaatsten hun schild op de grond en zette een voet op deze zodat deze niet teveel zouden verschuiven.” Als dit aan alle kanten gebeurde, vormde zich een hol vierkant.

Roman Victory
Romeinse Overwinning
CA (Copyright)

Glorieuze Overwinningen

Meer van Regillus, ca. 496 v.Chr.

Deze semi-legendarische slag vond plaats helemaal aan het begin van de Romeinse republiek bij het Meer van Regillus, tussen Tusculum en Rome. De strijd was tussen Rome en de Latijnen. De Latijnen werden aangevoerd door de laatste en verbannen koning van Rome, Tarquinius Superbus en dit was de laatste poging van de koning om zijn macht in Rome te herstellen. De Romeinen werden geleid door de dictator Postumius. Na veel onzekerheid op het slagveld had Postumius drie maatregelen getroffen om de overwinning zeker te stellen. Als eerste beval hij zijn eigen cohort om alle vluchtende Romeinen zo aan te pakken zoals ze dat bij de vijanden zouden doen om ervoor te zorgen dat ze bijeenbleven; verder gaf hij de cavalerie de opdracht te voet verder te vechten aangezien de infanterie uitgeput was; als derde stimuleerde hij zijn troepen verder door beloningen te beloven aan diegene die het kamp van de vijand als eerste en tweede zou betreden. Dit zorgde voor zo’n stormloop van de Romeinse troepen dat Tarquinius en de Latijnen het strijdveld ontvluchtten en Postumius terugkeerde naar Rome voor een triomftocht. Livius (Ab Urbe Condita, 2.19-20) geeft een volledig verslag van gevecht.

Zama, 202 v.Chr.

Zama was de laatste slag van de Tweede Punische Oorlog en betekende het einde van 17 jaar oorlog tussen Rome en Carthago. De Romeinse legionairs en Italiaanse cavalerie (samen met een eskadron van Numidische cavalerie) stonden onder bevel van Publius Cornelius Scipio. De Carthagers werden aangevoerd door Hannibal, die een leger van huurlingen, lokale burgers, veteranen van zijn slagen in Italië en oorlogsolifanten ten strijde bracht. De Romeinse overwinning betekende het einde van de weerstand van Carthago en de senaat van Carthago drong wederom aan op vrede. De Romeinen zeiden vrede toe, al was het tegen een hoge prijs voor Carthago.

Notoire Verliezen

Trasimeense Meer & Cannae, 217 en 216 v.Chr.

De slagen bij het Trasimeense Meer en Cannae waren twee schokkende nederlagen in de Tweede Punische Oorlog aan het begin van Hannibals entree tot de Italiaanse gebieden. Livius (Ab Urbe Condita) behandeld Trasimene in 22.4-7 en 22.47-8 gaat over Cannae. Cannae was de grootste nederlaag die Rome ooit leed, ondanks dat de Romeinen verreweg in de meerderheid waren ten opzichte van Hannibals troepen (over het precieze aantal is discussie), door een tangbeweging van het Carthaagse leger werden de Romeinen omcirkeld en uiteindelijk overweldigd. In beide slagen werd ongelooflijk fel gevochten. Bij het Trasimeense Meer werden de Romeinen in een hinderlaag gelokt door Hannibal en dit leidde tot zo’n fel gevecht:

…dat de aardbeving, hevig genoeg om grote delen van vele steden in Italië met de grond gelijk te maken, de loop van snelstromende rivieren veranderde, de zee de rivieren in joeg en bergen met geweldige aardverschuivingen tegen de vlakte sloeg, door geen van de strijders werd opgemerkt.

Livius, Ab Urbe Condita, 22.5

Teutoburg, 9 n.Chr.

Bij de slag bij het Teutoburgerwoud werden drie legioenen in een hinderlaag gelokt en afgeslacht door een verzameling van Germaanse stammen onder het bevel van Arminius, leider van de Cherusken. De Romeinen stonden onder leiding van Publius Quinctilius Varus. Tacitus (Annalen, 1.55-71) beschrijft de omstandigheden in detail, maar Suetonius vat de gevolgen van de nederlaag het beste samen:

[de nederlaag] van Varus bracht de veiligheid van het keizerrijk zelf in gevaar; drie legioenen, de bevelhebber, zijn luitenants en alle hulptroepen waren niet meer beschikbaar. Nadat hij het nieuws over de ramp ontvangen had, gaf hij ter voorkoming van publieke onrust bevel om de stad strikt in de gaten te houden en verlengde de aanstelling van de prefecten in de provincies zodat de bondgenoten in bedwang gehouden konden worden door ervaren personen waaraan ze gewend waren. Hij deed gelofte om de grote spelen ter ere van Jupiter Optimus Maximus te vieren, “zodat deze behaagt zou worden om de meer voorspoedige omstandigheden van de staat in ere te herstellen”. Hier was eerder op teruggegrepen in de Cimbrische en Marsische oorlogen. Kortweg zijn we ervan op de hoogte dat hij zo ontsteld was door de gebeurtenissen dat hij meerdere maanden zijn haar en baard liet groeien en zo nu en dan zijn hoofd tegen de deurpost sloeg, uitroepend: “Varus! Geef me mijn legioenen terug!” En voortaan beschouwde hij de gedenkdag van de ramp als een dag van verdriet en rouw.

Suetonius, Augustus, 2

Voor het grootste gedeelte van een half millennium was het Romeinse leger de lange arm van het Romeins imperialisme over een gebied van land gelegen en beïnvloed door de Middellandse Zee. Het verenigde Italië, verdeelde Romeinse loyaliteiten en diende zowel als handhaver van de Staat als die van machtige personen; het wist Germaanse stammen te onderwerpen, Carthagers, Grieken, Macedoniërs en vele andere volken. Het was een macht waarmee rekening gehouden moest worden, toen en nog steeds, want om te begrijpen hoe het Romeinse leger werkte is geen eenvoudige taak en dit overzicht onthult slechts een fractie van de grote schat aan details over het Romeinse leger dat in de loop der tijd in vergetelheid is geraakt.

Bibliografie

World History Encyclopedia is een Amazon Associate en verdient een commissie op in aanmerking komende boekaankopen.

Over de vertaler

Menno Kok
Na mijn rechtenstudie ben ik de afgelopen jaren werkzaam geweest als salarisadministrateur in de uitzendbranche. Zolang ik mij kan herinneren heb ik een grote interesse gehad voor geschiedenis en dan met name de klassieke oudheid.

Over de auteur

James Lloyd
Het voornaamste gebied van onderzoek van James betreft oud Griekse muziek, maar hij heeft algemene interesse in mythologie, religie en kunst & archeologie. Ondanks zijn passie voor alles wat te maken heeft met het oude Griekenland, is James zeker niet vies van het oude Rome.

Dit werk citeren

APA-stijl

Lloyd, J. (2013, april 30). Romeinse Leger [Roman Army]. (M. Kok, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-11830/romeinse-leger/

Chicago stijl

Lloyd, James. "Romeinse Leger." Vertaald door Menno Kok. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd april 30, 2013. https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-11830/romeinse-leger/.

MLA-stijl

Lloyd, James. "Romeinse Leger." Vertaald door Menno Kok. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 30 apr 2013. Web. 04 okt 2024.