Architectuur van de Renaissance

Definitie

Mark Cartwright
door , vertaald door Theo Poot
gepubliceerd op 23 november 2020
Beschikbaar in andere talen: Engels, Frans, Spaans, Turks
X
Saint Peter's Basilica, Rome (by Wolfgang Stuck, Public Domain)
De Sint-Pietersbasiliek te Rome
Wolfgang Stuck (Public Domain)

De architectuur van de Renaissance begon in Italië de gotische stijl te vervangen in de periode van 1400 tot 1600. Kenmerken van renaissancegebouwen zijn: het gebruik van de klassieke bouworden en precieze mathematische verhoudingen van hoogte en breedte, in combinatie met een verlangen naar symmetrie, juiste proporties en harmonie. Kolommen, frontons, bogen en koepels worden fantasierijk gebruikt in alle soorten bouwwerken.

Meesterwerken van de Renaissance die andere gebouwen over de hele wereld hebben beïnvloed, zijn de Sint-Pietersbasiliek in Rome, het Tempietto in Rome en de koepel van de kathedraal van Florence. Een ander bepalend kenmerk van de renaissance-architectuur is de overvloed aan geïllustreerde teksten over het onderwerp, die hielpen om de nieuwe ideeën over architectuur in Europa te verspreiden, en zelfs daarbuiten. De renaissancestijl werd vaak vermengd met lokale tradities; uiteindelijk werd de stijl vanaf de 17e eeuw voorbijgestreefd door de rijke, decoratieve barok.

De Renaissance-architectuur ontwikkelde zich gedurende een periode die tegenwoordig in drie fasen wordt verdeeld:

  • Vroege Renaissance (ca. 1400 en later), het eerste voorzichtige hergebruik van klassieke ideeën
  • Hoogrenaissance (ca. 1500), de volbloed heropleving van het classicisme
  • Maniërisme (ook bekend als Late Renaissance, ca. 1520-30 en later) toen architectuur veel decoratiever werd en het hergebruik van klassieke thema's steeds inventiever.

Historici zijn het zelden eens over wanneer deze veranderingen zich precies hebben voltrokken en er is sprake van een brede geografische variatie per land en per stad.

Rome's Pantheon
Het Pantheon in Rome
Capitu (CC BY)

Studie van het verleden

De Renaissance liet een grote opleving zien van de belangstelling voor de Oudheid op filosofisch, artistiek en bouwkundig gebied. Eerste en meest voor de hand liggende voorwerp van bestudering door renaissancearchitecten was de overvloed aan bewaardgebleven Grieks-Romeinse ruïnes in Zuid-Europa, natuurlijk vooral in Italië. Basilieken, Romeinse baden, aquaducten, amfitheaters en tempels waren daar in verschillende stadia van verval nog steeds te zien. Sommige bouwwerken, zoals het Pantheon (ca. 125) in Rome, waren zelfs buitengewoon goed bewaard gebleven. Architecten bestudeerden deze gebouwen, verrichtten metingen en maakten er gedetailleerde tekeningen van. Ze bestudeerden ook Byzantijnse gebouwen (met name koepelkerken), kenmerken van romaanse architectuur en middeleeuwse gebouwen. Veel Italiaanse architecten zagen de gotische stijl als een invasieve 'noordelijke' uitvinding die de Italiaanse tradities 'corrumpeerde'. In veel opzichten was renaissance-architectuur dus een terugkeer naar de Italische wortels van de architectuur, ondanks dat de middeleeuwse architectuur nooit helemaal werd verlaten.

DE BASISGRAMMATICA VAN DE RENAISSANCE-ARCHITECTUUR WERD GEVORMD DOOR DE VIJF KLASSIEKE ORDEN: TOSCAANS, DORISCH, IONISCH, KORINTHISCH EN COMPOSIET.

Een tweede veld van studie vormden de overgeleverde antieke teksten, met name Over architectuur van de Romeinse architect Vitruvius (ca. 90 v.C. - ca. 20). Geschreven tussen 30 en 20 v.Chr., combineert de verhandeling de geschiedenis van de klassieke architectuur en techniek met persoonlijke ervaringen en adviezen van de auteur over zijn onderwerp. De eerste gedrukte edities verschenen in 1486 in Rome. Renaissance-architecten verdiepten zich in dit werk, bestudeerden de nadruk op symmetrie en wiskundige verhoudingen en probeerden in veel gevallen zelf structuren te bouwen die Vitruvius alleen in teksten had beschreven. Een nog belangrijker gevolg was misschien was dat veel renaissancearchitecten door Vitruvius werden geïnspireerd om hun eigen verhandelingen te schrijven (zie hieronder).

Five Classical Orders of Serlio
De vijf klassieke orden van Serlio
Robert Peake (Public Domain)

Eigentijdse invloeden

Architecten bestudeerden niet alleen het verre verleden, maar ook wat collega's elders deden. Tekeningen en prenten konden dienen om nieuwe concepten wijd en zijd te verspreiden, zodat wie de nieuwe gebouwen niet in real life kon bezichtigen, toch in staat werd gesteld de nieuwe trends te bestuderen. Soms kwam de beïnvloeding uit onverwachte hoek. De Florentijnse schilder en beeldhouwer Michelangelo (1475-1564) creëerde enkele van de allerberoemdste renaissancekunstwerken, die enorme invloed kregen op latere artistieke stijlen. Zijn gedurfde en decoratieve heruitvinding van klassieke vormen in de kunst beïnvloedde architecten en moedigde hen aan om nieuwe ideeën uit te proberen door klassieke elementen te vermengen en decoratiever te maken. Michelangelo was ook zelf direct betrokken bij architectuur. Zijn Laurentiaanse bibliotheek, de San Lorenzo in Florence (1525) met zijn 46 meter lange leeszaal was een succesvolle combinatie van esthetiek en functionaliteit - twee onafscheidelijke aspecten van bouwkunst voor renaissance-architecten.

Een andere invloedrijke schilder-architect was Rafaël (1483-1520). Hij beïnvloedde de architectuur op soortgelijke wijze, in zijn geval met het Palazzo Bronconio dell'Aquila in Rome (nu verwoest). Dit gebouw had een zeer rijke buitendecoratie en toonde een opzettelijke en vernieuwende vermenging van conventionele en functionele opstellingen van kolommen, nissen en frontons.

Nog invloedrijker dan deze kunstenaars waren echter de gespecialiseerde architecten. Hun gebouwen, verhandelingen en biografieën verspreidden hun ideeën over Italië en over heel Europa. Filippo Brunelleschi (1377-1446) is zo'n figuur en hij wordt zelfs beschouwd als de vader van de renaissance-architectuur. Brunelleschi was vooral geïnteresseerd in de studie van het lineair perspectief en het bereiken van een harmonieuze eenvoud van vorm, in een architectuur die ook rekening houdt met de directe omgeving. Brunelleschi's nadruk op klassieke proporties, eenvoudige geometrie en harmonie leverde de bouwstenen voor een nieuw bouwkundig idioom.

Dome of Florence Cathedral by Brunelleschi
De Dom van Florence door Brunelleschi
Birasuegi (CC BY-SA)

Deze architecturale taal werd formeel tot canon verheven door Sebastiano Serlio (1475-1554) in zijn Zeven boeken over architectuur, een zeer invloedrijk theoretisch en praktisch werk (zie hieronder). Serlio formuleerde de vijf klassieke orden, waarvan de vijfde voor het eerst werd geïdentificeerd rond 1450 door de architect en geleerde Leon Battista Alberti (1404-1472). Deze orden zijn: Toscaans, Dorisch, Ionisch, Korinthisch en als vijfde de composiete orde (een samenstel van Ionische en Korinthische elementen). Architecten zouden met deze ordes gaan spelen, ze vermengen en ze opnieuw uitvinden om volstrekt unieke gebouwen te creëren. Ontwerpers zouden ook nieuwe ideeën toevoegen aan de mix, zoals slimme effecten in illusionair perspectief, vooral te zien in het werk van Donato Bramante (ca. 1444-1514), die werd beschouwd als de grondlegger van de hoogrenaissance-architectuur. Om beter te begrijpen wat elke architect heeft bijgedragen aan deze architectuurbeweging van de Renaissance, is het noodzakelijk om enkele van de belangrijkste gebouwen uit die periode nader te beschouwen.

Kerken

Kerken bleven een zeer belangrijk onderdeel van elke stedelijke gemeenschap, en een van de meest opvallende renaissancistische bijdragen op dit gebied was de koepel van de Santa Maria del Fiore-kathedraal in Florence, ontworpen en gebouwd door Brunelleschi. De bakstenen koepel, die werd voltooid in 1436, is aan de basis 45,5 meter in diameter, waarmee de kathedraal toen het grootste en hoogste gebouw in Europa was. De koepel was een briljant ontwerp: een constructie zonder vaste centrering tijdens de bouwfase. Er werden dus geen tijdelijke houten steigers gebruikt tijdens de bouw, maar elke ronde van de koepel werd voltooid voordat er een volgende laag werd toegevoegd. De koepel is zelfdragend dankzij de 8 buitenste en 16 binnenste ribben die van de basis naar de top opgaan en zelfdragende bogen vormen. Als gevolg van deze bouwwijze is de koepel achtzijdig met een puntig profiel. Een aanvullende overweging voor de architect was dat een puntige koepel veel minder zijwaartse stuwkracht geeft op de trommel eronder dan een halfronde, waardoor er geen extra ondersteuning nodig is in de vorm van visueel storende luchtbogen. De koepel is gemetseld van baksteen in een versterkend visgraatpatroon, als een dubbele schaal die hem licht en sterk maakt. Met dit eindresultaat leek de Renaissance de technische hoogstandjes van de Oudheid zelfs te hebben overtroffen.

Facade of Basilica of S. Andrea, Mantua by Alberti
Gevel van de Sint-Andreasbasiliek in Mantua, door Alberti
Geobia (CC BY-SA)

Veel van de in Europa alomtegenwoordige kerken kregen nu een facelift. Het probleem met dergelijke projecten was hoe de symmetrie van de klassieke architectuur te verenigen met de middeleeuwse hoogbeukige kerk. Alberti kwam met één oplossing - door een gevel te creëren die bestaat uit drie vierkanten van gelijke grootte (één aan weerszijden van de ingang en een tweede bovenaan, bekroond met een driehoekig fronton). Dit idee werd gerealiseerd in de gevel van de Santa Maria Novellakerk in Florence (voltooid in 1470). Het gebruik van zuilen en fronton doet sterk denken aan een Romeins tempelfront. Alberti ging nog verder bij zijn gevel voor de San Andreakerk (ontworpen ca. 1470) van Mantua. Deze lijkt sterk op een Romeinse triomfboog en was het eerste monumentale classiciserende gebouw van de Renaissance. Bovendien herhaalt het interieur het boogthema met zijn massieve pijlers en tongewelf, het grootste sinds de Oudheid.

Het Tempietto van San Pietro in Rome werd ontworpen door Bramante en voltooid rond 1510. Dit gebouw, gelegen op wat werd beschouwd als de plaats van de kruisiging van Sint-Pieter, was de eerste renaissancestructuur die de volledige Dorische orde uit de Oudheid gebruikte. Het ontwerp, dat klassieke en christelijke ideeën combineert, is een uitstekend voorbeeld van humanisme uitgedrukt in architectuur. De 16 klassieke zuilen (afkomstig uit antieke gebouwen) zijn niet alleen elegant en onversierd. Het cirkelontwerp van de tempel werd beschouwd als de perfecte vorm voor een kerk, omdat de cirkel gold als de edelste geometrische vorm. Bovendien waren christelijke gebouwen die martelaren herdachten traditioneel centraal geplande structuren. De elegante gevel met het cylindrische middendeel dat dwars door een ring van kolommen naar een stijgende koepel oprijst, werd sindsdien overal nagebootst en is vandaag de dag nog steeds te zien in gebouwen over de hele wereld, van de Saint Paul's Cathedral in Londen tot het Capitool in de Verenigde Staten.

Tempietto of San Pietro, Rome
Tempietto van de San Petro in Rome
Quinok (CC BY-SA)

In 1565 begon Andrea Palladio (1508-1580) met de San Giorgio Maggiore-kerk in Venetië, een gebouw geïnspireerd op de vierde-eeuwse basiliek van Maxentius in het Forum Romanum in Rome. Net als Alberti probeerde Palladio een klassiek gezicht te geven aan een onregelmatig middeleeuws gebouw erachter. De gevel, met zuilen op massieve bases met korinthische kapitelen, bestaat uit twee in elkaar grijpende tempelfronten. Het was Palladio's innovatieve oplossing om een hellend gebouw te bedekken met een symmetrische gevel langs klassieke lijnen. In 1576 herhaalde Palladio het idee voor de kerk die nu algemeen bekend staat als Il Redentore (Christus de Verlosser), ook in Venetië. Het interieur is ruim met alleen een zeer breed schip, zonder zijbeuken. Het heeft zeer weinig decoratie en is overwegend wit; Palladio koos ervoor om de kerk karakter te geven door het spel van overvloedig licht op zijn Korinthische zuilen en bogen. De helderheid van het interieur is grotendeels te danken aan halfronde ramen gevuld met opmerkelijk helder Venetiaans glas. Beide Venetiaanse kerken bevatten elementen die zijn ontleend aan Romeinse baden, zoals meerdere gewelfde segmenten, gescheiden door schermen van kolommen.

Alle aspecten van de renaissancistische architectuur vonden hun bekroning in de nieuwe Sint-Pietersbasiliek in Rome. De oude basiliek op de plaats die wordt beschouwd als het graf van Sint-Petrus werd afgebroken. Het record van de kathedraal van Florence als grootste kerk ter wereld stond op het punt te worden gebroken. Veel architecten waren betrokken bij een project dat zich meer dan een eeuw voortsleepte, maar de eerste grote ontwerp-impuls kwam van Bramante. In opdracht van paus Julius II (r. 1503-1513) werd op 18 april 1506 de eerste steen gelegd. In 1626 werd de bouw voltooid. Het interieur meet 180 x 135 meter; de magnifieke koepel heeft een diameter van 42 meter en rijst op tot een hoogte van 138 meter boven het maaiveld.

Openbare & private bouwwerken

Een openbaar gebouw dat vaak wordt aangehaald als een typisch voorbeeld van vroege renaissance-architectuur is Brunelleschi's Ospedale degli Innocenti in Florence (voltooid in 1424). Het gebruik door deze architect van hoge slanke kolommen om bogen te ondersteunen die een loggia met ondiepe koepels creëren, werd in de 15e eeuw geïmiteerd voor de gevels van talrijke andere openbare gebouwen.

Basilica Palladiana, Vicenza by Palladio
Basilica Palladiana te Vicenza, door Palladio
Ylenia (CC BY-SA)

In 1546 ontwierp Palladio een nieuwe gevel voor het stadhuis van Vicenza (daarna bekend als de Basilica Palladiana). De bogen vormen wat bekend werd als een 'Palladiaans venster': een paar kortere dubbele kolommen die de boog ondersteunen, met elke boog geflankeerd door een enkele hogere kolom. Het idee droeg bij aan wat bekend werd als de 'Palladiaanse beweging' in de architectuur, ook Palladianisme genoemd.

Op het gebied van private bouw is een invloedrijke heruitvinding van klassieke vormen te zien in Alberti's Palazzo Rucellai ca. 1450 in Florence. De afgeplatte gevel van pilasterzuilen in perfecte symmetrie bevatten zelfs een lager deel met diamantdecoratie, een directe verwijzing naar de oude Romeinse muurbouwtechniek die bekend staat als opus reticulatum. Dit private gebouw was het eerste van de Renaissance dat een gevel kreeg met gebruik van de klassieke orden.

Nog een belangrijke bijdrage aan nieuwe ideeën voor particuliere gebouwen werd geleverd door Bramante met zijn Palazzo Caprini uit 1501 in Rome. Het staat bekend als het 'Huis van Rafaël' nadat deze er vanaf 1517 ging wonen. Het had een bovenverdieping met klassieke orden en een lagere rustieke etage van gewelfde winkelpuien. De twee verdiepingen werden gecombineerd om een strikt symmetrische gevel te creëren. Dit ontwerp had twee eeuwen lang grote invloed op de paleisbouw in Italië.

Palazzo Farnese, Rome
Palazzo Farnese te Rome
Myrabella (CC BY-SA)

Palladio’s werk was ook zeer invloedrijk in de private bouwsector. Hij werkte voor rijke landeigenaren in en rond Vicenza in Noord-Italië en ontwierp voor hen vele indrukwekkende villa's die de tempels van het oude Rome herdefinieerden als privéwoningen. Hij voegde een grote zuilenportiek toe aan de ingang (of zelfs aan elke kant van het gebouw), liet de grote centrale ruimte bekronen met een koepel en plaatste de hele structuur op een verhoogd platform. Het beste voorbeeld is de Villa Valmarana, alias 'La Rotonda' bij Vicenza, gebouwd ca. 1551. Latere renaissance-architecten zouden terrasvormige tuinen toevoegen om de visuele ervaring van grote geïsoleerde woongebouwen te versterken.

Naarmate de 16e eeuw vorderde, evolueerde de renaissance-architectuur naar het meer decoratieve en fantasierijke maniërisme. Een goed voorbeeld van deze verandering van stemming toont de binnenplaats van het Palazzo Marino in Milaan (voltooid in 1558), ontworpen door Galeazzo Alessi (1512-1572). Het is een theatrale presentatie van klassieke elementen die bijna worden weggevaagd door decoratieve beeldhouwkunst. Vergelijk dit gebouw met de klassieke symmetrie en soberheid van het Palazzo Farnese uit de Hoogrenaissance in Rome (ontwerp ca. 1517) van Antonio da Sangallo de Jongere (ca. 1483-1546).

Palazzo Marino Courtyard, Milan
Binnenhof van het Palazzo Marino, Milaan
Carlo Dell'Orto (CC BY-SA)

Ten slotte waren renaissancearchitecten betrokken bij minder fraaie maar praktisch nuttige projecten zoals het bouwen van waterkeringen, vestingwerken, monumentale openbare fonteinen en bij stadsplanning.

Geschreven werken over architectuur

Veel architecten schreven, zoals opgemerkt, boeken over hun onderwerp. Alberti’s Over architectuur (De Re Aedificatoria) verscheen in het Latijn in 1452 en vervolgens in de Toscaanse volkstaal in 1456. Alberti catalogiseerde de grondprincipes van de klassieke architectuur en merkte op hoe deze kunnen worden toegepast op eigentijdse renaissancegebouwen. Hij benadrukte de noodzaak dat gebouwen van alle kanten zichtbaar zijn, dat de ontwerper evenveel zorg moet besteden aan het interieur als aan het exterieur, en dat gebouwen indrukwekkend moeten zijn, zowel van omvang als van aanzien. Het boek werd een soort architectenbijbel, zeker toen het in 1485 werd gedrukt als Tien boeken over architectuur. Met recht werd Alberti bekend als de 'Florentijnse Vitruvius'. Alberti's werk gaf ook de aanzet tot een breder debat over de rol van architectuur in de samenleving. Het behandelt de relatie van een architectonisch ontwerp tot zijn functie, en betrok daarmee ook mensen van buiten het vak bij het gesprek over architectuur.

Serlio’s oeuvre in Zeven boeken over architectuur (1537 tot 1575) canoniseerde niet alleen de vijf klassieke orden zoals hierboven vermeld, maar behandelde ook de nog bestaande gebouwen uit de oudheid. Serlio formuleerde in dit werk een eigentijdse architectuurtheorie en bevatte praktische adviezen voor architecten op basis van modellen. Een bijzonder kenmerk van dit werk is de toevoeging van een groot aantal gedetailleerde en nauwkeurige, als houtsneden gedrukte illustraties, vaak getekend door Serlio zelf. Een ander invloedrijk en veelbesproken boek over de orden kwam van Giacomo Barozzi da Vignola (1507-1573), namelijk zijn in 1562 gepubliceerde Over de vijf orden (Regole delle cinque ordini).

Pages from Serlio's Seven Books on Architecture
Enkele bladzijden van Serlio's Zeven boeken over architectuur
François de Dijon (CC BY-SA)

In 1556 leverde Palladio een reeks illustraties voor een nieuwe editie van het befaamde Over architectuur van zijn held Vitruvius en leverde vervolgens zijn eigen bijdrage aan de groeiende renaissancebibliotheek met zijn eigen Vier boeken over architectuur (1570). Het werk was onmiddellijk populair bij architecten en werd vertaald in verschillende andere Europese talen, waaronder vier edities in het Engels tussen 1663 en 1738. Het werk behandelt materialen, de klassieke orden, private en openbare gebouwen en toont reconstructies van Romeinse tempels. De boeken werkten me aan de verspreiding van Palladio's ideeën over architectuur, want hoewel ze zich richtten op de klassieke architectuur, gebruikte de auteur vaak zijn eigen ontwerpen om de beschrijvingen te illustreren.

De verspreiding van renaissance-ideeën

Architecten reisden naar verschillende steden; ook de verspreiding van hun boeken zorgde ervoor dat de architecturale revolutie niet beperkt bleef tot Italië. Boeken werden vaak vertaald en zo werden bijvoorbeeld de 50 illustraties van zeer decoratieve deuropeningen in Serlio's boeken populair bij maniëristische architecten in Noord-Europa.

Architecten verhuisden ook naar het buitenland. Zo vertrok Serlio in 1541 uit Italië naar Frankrijk, waar hij voor de koning Frans I van Frankrijk (r. 1515-1547) werkte aan het ontwerp en de bouw van het paleis van Fontainebleau. Frans I was een toegewijd beschermheer van de kunsten en had Leonardo da Vinci (1452-1519) al tussen 1517 en 1519 in dienst genomen. Hij liet de Italiaan mogelijk meewerken aan het ontwerp voor zijn nieuwe, enorme Chateau de Chambord. Serlio ontwierp het Château d'Ancy-le-Franc (ca. 1546) met zijn klassiek geïnspireerde gevel van pilasters. Dit kasteel is een typisch voorbeeld van hoe renaissance-ideeën werden vermengd met lokale architecturale tradities in heel Europa, in alle soorten gebouwen, van Antwerpen tot Lissabon.

Chateau de Chambord
Chateau de Chambord
Mark Cartwright (CC BY-NC-SA)

De Engelse architect Inigo Jones (1573-1652) verzamelde na een bezoek aan Italië originele tekeningen van Palladio en introduceerde zo diens stijl in Engeland. Jones ontwierp grootse structuren zoals het Queen's House in Greenwich en het Banqueting House in Whitehall, Londen, beide in het tweede decennium van de 17e eeuw. Palladio's ontwerpen waren ook populair in Ierland en de Amerikaanse koloniën, waar zuilenvormige veranda's een standaardkenmerk werden van alle soorten gebouwen, van huizen tot bibliotheken. Renaissance-ideeën verspreidden zich zo zelfs naar andere continenten. Spanjaarden namen architectuurboeken mee op reis en kopieerden vervolgens onderdelen daarvan in de gebouwen die ze in Mexico en Peru neerzetten. Jezuïetenmissionarissen deden hetzelfde in India en andere delen van Azië. Intussen begon in de 17e eeuw thuis in Europa een nieuwe architecturale beweging, die een uitdaging vormde voor de klassiek gedomineerde renaissancevormen. Dit was de veel speelser en uitbundiger stijl van de barok.

Vragen en antwoorden

Welke basiskenmerken heeft renaissance-architectuur?

De basiskenmerken van de renaissance-architectuur zijn: de toepassing van de klassieke bouwordes, mathematische precisie van lengte- en breedteverhoudingen, symmetrie, fraaie proporties en harmonie. Zuilen, pedimenten, bogen en koepels worden fantasievol gebruikt in alle soorten gebouwen.

Welke drie stijlperiodes worden in de renaissance-architectuur onderscheiden?

De drie stijlperiodes van de renaissance-architectuur zijn: Vroege renaissance (ca. 1400), Hoogrenaissance (ca. 1500) en Late renaissance (ca. 1520).

Wie is de uitvinder van de renaissance-architectuur?

De Italiaanse architect Brunelleschi (1377-1446) wordt beschouwd als de vader van de renaissance-architectuur.

Over de vertaler

Theo Poot
1953. Na 45 jaar onderwijs nu gepensioneerd. Ervaring in basis- en voortgezet onderwijs (docent geschiedenis), educatief schrijven en redactie (geschiedenismethodes, digitale projecten), toets- en examenconstructie.

Over de auteur

Mark Cartwright
Mark is een fulltime schrijver, onderzoeker, historicus en redacteur. Speciale interesse gaat uit naar kunst, architectuur en het ontdekken van ideeën die alle beschavingen gemeen hebben. Hij heeft een MA in politieke filosofie en is een WHE Publishing Director.

Dit werk citeren

APA-stijl

Cartwright, M. (2020, november 23). Architectuur van de Renaissance [Renaissance Architecture]. (T. Poot, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-19059/architectuur-van-de-renaissance/

Chicago stijl

Cartwright, Mark. "Architectuur van de Renaissance." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd november 23, 2020. https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-19059/architectuur-van-de-renaissance/.

MLA-stijl

Cartwright, Mark. "Architectuur van de Renaissance." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 23 nov 2020. Web. 05 okt 2024.