
Marcus Licinius Crassus (115 – 53 v.Chr.) was wellicht de rijkste man in de Romeinse geschiedenis en kende in zijn veel bewogen leven zowel grote successen als zware tegenslagen. Zijn grote rijkdom en scherpe politieke vaardigheden zorgden ervoor dat hij tweemaal consul werd en genoot een mate van invloed die alleen de echte Romeinse zwaargewichten kende. Hij was mentor van Julius Caesar in diens vroege carrière en klom op tot de absolute top wat staatsaangelegenheden betreft, maar zijn lange zoektocht naar een militaire triomf om zijn grote rivaal Pompeius te evenaren zou uiteindelijk zijn ondergang betekenen.
Vroege Successen
Crassus was de zoon van Publius Licinius Crassus, die in 97 v.Chr. consul en bevelhebber was in Iberië en zelfs een triomftocht verdiende voor zijn overwinningen in Lusitiana in 93 v.Chr. In 87 v.Chr. na het verlies in de strijd tegen de troepen van Gaius Marius en Cornelius Cinna, pleegde hij zelfmoord en de jonge Crassus vluchtte naar Spanje. Na de dood van Cinna koos Crassus de kant van Sulla tegen Marius en, als een van de meest capabele bevelhebbers, hielp hij hem de controle over Italië te verkrijgen. Na de overwinning greep Crassus tevens de kans zijn persoonlijke rijkdommen enorm uit te breiden door het confisqueren van het bezit van degenen die tot vijanden van de staat verklaard waren (proscriptie), dat onder meer bestond uit landgoederen, rijkdommen en een groot aantal tot slaaf gemaakten.
Wat zijn privéleven betreft was Crassus getrouwd met Tertulla en had twee zonen, één die zijn naam droeg en de ander – Publius Licinius Crassus – streed aan zijn zijde hem in Parthië. Marcus Licinius Crassus de jongere kende enig militair succes, met name ontving hij de hoogste militaire eer door een vijandelijke koning te doden.
Crassus senior raakte verwikkeld in een schandaal, toen hij ervan beschuldigd werd te nauwe banden te hebben met een van de Vestaalse maagden, Licinia. Crassus werd echter vrijgesproken omdat hij aanvoerde dat hij in werkelijkheid alleen geïnteresseerd was in het verkrijgen van een lagere grondprijs voor een van zijn vastgoed-intriges en zijn reputatie van respectabel man werd volgens Plutarchus gered door zijn imago van hebzucht. Hij stond echter niet bekend als een gemene man, eerder als genereus voor zijn vrienden en zijn populariteit onder het volk kwam niet alleen door het houden van gratis feesten en het uitdelen van graan, maar ook zijn beleefde gedrag en gebrek aan snobisme. Crassus was een goede orator, een vaardigheid die hij ongetwijfeld perfectioneerde door zijn vele rechtszaken en hem ten goede kwam in zijn liefde voor filosofie. Plutarchus laat weten dat zelfs Cicero wel twee keer nadacht voordat hij zich waagde aan een juridische twist met Crassus.
Opstand van Spartacus
De opstand van tot slaaf gemaakten van de vroege jaren 70 v.Chr. aangevoerd door de Thracische gladiator Spartacus, bood Crassus, die in 73 v.Chr. praetor geworden was, de mogelijkheid om zijn militaire macht te demonstreren en verdere faam te verwerven bij het Romeinse volk. Het leger van tot slaaf gemaakten dat bestond uit 70.000 tot 120.000 man, was een serieuze bedreiging en had al twee verschillende legers en twee consuls verslagen. Momenteel trokken ze verwoestend door het platteland van Zuid-Italië en het werd aan Crassus toevertrouwd om eindelijk deze doorn uit de hiel van Rome te verwijderen. In 71 v.Chr. trachtte hij zonder succes Spartacus bij Bruttium in een hoek te drijven, alwaar Mummius de bevelen van Crassus in de wind sloeg en overhaast met twee legioenen het leger van tot slaaf gemaakten aanviel, op de vlucht gejaagd werd en zelfs gedwongen was om zijn wapens neer te leggen. In antwoord op deze tegenslag besloot Crassus de eeuwenoude straf van decimatio op te leggen aan een sectie van 500 man Mummius’ troepen in het volle zicht van het hele leger.
Met acht legioenen tot zijn beschikking wist Crassus Spartacus bij Lucania in het nauw te drijven, versloeg het leger en kruisigde 6000 van de overlevenden langs de Via Appia. Een deel van de prestige voor het onderdrukken van de opstand van tot slaaf gemaakten werd echter door Crassus’ grote rivaal Pompeius opgeëist, die bij zijn terugkeer uit Spanje enkele tot slaaf gemaakten die de strijd waren ontvlucht wist op te vegen. Terug in Rome was het vervolgens Pompeius die de eer van een triomftocht kreeg toebedeeld (ter ere van zijn andere militaire successen), terwijl Crassus genoegen moest nemen met de minder prestigieuze ovatie. Met geld smijtend door een lange reeks van overvloedige feestelijke banketten te organiseren voor het volk van Rome wist Crassus populariteit te verwerven en in antwoord op Pompeius’ populaire titel ‘de Grote’, vroeg hij zich minachtend af, ‘Waarom, hoe groot is hij dan?’.
Politieke Manoeuvres – Het Triumviraat
Na de Spartacus-episode legden Pompeius en Crassus hun meningsverschillen bij, zetten de Senaat onder druk en werden tot consuls benoemd in 70 v.Chr., een mogelijkheid voor Crassus om zijn rijkdom en invloed verder uit te breiden, waarvan hij volop gebruik maakte. Het tweetal herzag de politieke structuur van Rome, verwierpen Sulla’s constitutie en verdreven 64 senatoren. Politiek verloor Crassus echter wederom terrein aan Pompeius door een reeks van militaire successen van laatstgenoemde, met name zijn spectaculaire uitroeiing van de piraten in de Middellandse Zee in slechts drie maanden en de snelle nederlaag van Mithridates VI in het Oosten.
Nadat hij in 65 v.Chr. censor werd, faalde zijn twee meest belangrijke maatregelen, het toekennen van het burgerrecht aan de Transpadanes (in Cisalpine Gallië, ten noorden van de rivier de Po) alsmede de annexatie van Egypte en werd hij gedwongen ontslag te nemen uit het ambt. Ondanks zijn steun lukte het Catilina, een gevaarlijke en gewetenloze intrigant, evenmin om het consulschap van 65 of 64 v.Chr. te bemachtigen gezien de Senaat voor de meer conservatieve Cicero koos. Volgens Suetonius in zijn biografie over Caesar en een verloren werk van Cicero (geciteerd in secundaire bronnen) was Crassus in 65 v.Chr. daadwerkelijk van plan geweest om, in samenzwering met Caesar, Publius Sulla en Lucius Autronius, zichzelf dictator te maken door de Senaat te zuiveren van oppositie maar de samenzweerders verloren op het laatste moment op onverklaarbare wijze hun moed. Het verhaal wordt door de meeste moderne kenners als fictie bestempeld.
Crassus bleef achter de schermen aan de politieke touwtjes trekken, voornamelijk functionerend als patroon van jongere mannen zoals Julius Caesar, voor wiens schulden hij garant stond in 62 v.Chr. Caesar wist Crassus eveneens te overtuigen om zijn problemen met Pompeius op te lossen, zodat beiden zijn poging om consul te worden konden steunen, hetgeen lukte in 59 v.Chr. Als tegenprestatie voerde Caesar een wet in waardoor één derde van het geld dat openbare aannemers (publicani) verschuldigd waren in Azië verviel, een daad die ten goede kwam aan het inmiddels legendarisch geworden persoonlijke fortuin van Crassus. Volgens Plutarchus had Crassus de enorme som van 7.100 talenten bijeengebracht, had uitgebreide belangen in onroerend goed, bezat zilvermijnen, had een enorm aantal tot slaaf gemaakten en was uiteraard in staat zijn eigen leger te bekostigen.
De drie mannen vormden nu een open bondgenootschap, bekend als het Eerste Triumviraat, maar het was zo nu en dan een ongemakkelijke alliantie. Toen Caesar vertrok naar Gallië vond Crassus een nieuwe protegé in P. Clodius Pulcher, maar deze bleek een gevaarlijke en onbetrouwbare bondgenoot te zijn. In 56 v.Chr. waarschuwde Crassus Caesar dat Cicero van plan was hem politiek te isoleren van Crassus en Pompeius. Om hun alliantie te bekrachtigen kwam Crassus samen met Caesar in Ravenna en alle drie kwamen vervolgens samen in Lucca. Het plan was dat Crassus en Pompeius opnieuw consul zouden worden en dat de eerstgenoemde voor 5 jaar het bevel kreeg in Syrië en de laatstgenoemde een vergelijkbare functie in Spanje. Op hun beurt zouden beiden oproepen tot een vernieuwing van Caesars aanstelling, waardoor hij nog een termijn van 5 jaar als gouverneur in Gallië verkreeg en de daarbij komende mogelijkheid om zijn leger uit te breiden. Alles ging volgens plan en Crassus vertrok naar Syrië in 55 v.Chr., vastberaden tot een lucratieve invasie van Parthië.
Rampspoed in Parthië
Het verblijf van Crassus in Syrië bleek aanvankelijk succesvol, hij troggelde enorme rijkdommen van de lokale bevolking af en behaalde in 54 v.Chr. verschillende militaire overwinningen. In het volle vertrouwen meer militair succes te boeken, stak Crassus senior in 53 v.Chr. de Eufraat over in gezelschap van zijn zoon P. Licinius Crassus als commandant van de cavalerie.
Echter werd Crassus, die al eerder verlaten was door de Armeense koning Artavasdes II en zijn zoon had verloren tijdens een eerdere overdreven agressieve aanval, zelf verslagen. Zonder voldoende cavalerie en logistieke ondersteuning, gehinderd door het gebrek aan planning van de campagne in het ruige woestijngebied en lijdend onder een klein lokaal verraad, waren de legioenen niet in staat om de 10.000 geoefende bereden boogschutters van Orodes II (de Parthische koning) het hoofd te bieden. Als gevolg hiervan werden de Romeinen omringd, in de val gelokt en gedwongen om hun wapens en hun aquila’s (adelaar standaarden) neer te leggen (iets wat Rome dwars zou blijven zitten totdat Augustus ze terug zou vinden). Volgens de legende werd Crassus levend gevangen genomen en gedood door gesmolten goud zijn keel in te gieten, symbolisch voor zijn onverzadigbare drang naar rijkdom.
Door het wegvallen van Crassus van het politieke toneel en de strijd om de macht in Rome, bleven Pompeius en Caesar achter om een bloedige burgeroorlog uit te vechten die de grondslag vormde van een volledige herziening van de Romeinse politiek en uiteindelijk de deur zou openen tot het dictatorschap en het tijdperk van de keizers.
Conclusie
Crassus was een van de traditionele politici uit de tijd van het Republikeinse Rome. Ontzettend succesvol in zijn vroege jaren en enorme rijkdommen verwervend, bleef hij wellicht achter in deze tijd terwijl Rome neigde naar een nieuw tijdperk van keizerlijke politiek en een tijd waarin militaire dapperheid en macht veel belangrijker werden dan de beheersing van het politieke spel. Niet in staat zijnde de overwinningen van Pompeius en Caesar te evenaren, stierf Crassus in wat zijn laatste en noodlottige worp van de politieke dobbelstenen bleek te zijn.